Algemene informatie
Bij het samenstellen van een verplichte leeslijst voor het vak Nederlands is een bepaalde mate van subjectiviteit natuurlijk onvermijdelijk. Toch wil de sectie Nederlands haar eindexamenkandidaten havo en vwo voorzien van een lijst, bestaande uit vijfenvijftig literaire werken (de zogenaamde Lijst van 55), die zij beschouwt als behorende tot de belangrijkste, meest representatieve en meest lezenswaardige die de Nederlandse letterkunde vanaf de middeleeuwen haar jeugdige lezers te bieden heeft. Het lijdt geen twijfel dat deze lijst zéér onvolledig is en de Nederlandstalige letterkunde nog zoveel moois te bieden heeft. Het is aan de lezer/lezeres om dit tijdens zijn/haar middelbareschoolperiode of de jaren daarna te ontdekken.
Een mogelijke samenstelling van je leeslijst vind je onder de literatuurlijst. We hoeven er niet aan toe te voegen dat een lijst die bestaat uit 'dunne' werkjes en wat films al bij voorbaat als onvoldoende wordt beoordeeld.
Het is toegestaan in het kader van een culturele activiteit Wereldliteratuur voor het vak CKV 1 een vertaling van een buitenlands werk aan de lijst toe te voegen. Dit geschiedt enkel in overleg met de docenten Nederlands én CKV 1. De kandidaat mag eventueel andere werken van de in de lijst genoemde schrijvers lezen. Ook dit na overleg met je docent.
Van de gelezen werken is het aan te bevelen uitgebreide aantekeningen te maken, zodat hij/zij op het mondeling examen goed beslagen ten ijs komt, teneinde er niet door te zakken. Verder levert hij/zij op de dag van het mondeling examen een literatuurschrift in. Hierin zijn opgenomen alle door de kandidaat verplicht gemaakte (handgeschreven) opdrachten uit de literatuurmethode. Zie hier.
Aangetekend dient te worden dat de gemaakte samenvattingen voor de leerling dienen als geheugensteun. De vragen op het mondelinge examen zijn vooral inhoudelijk van aard. Het wordt dan ook dringend geadviseerd de verschillende naslagwerken en andere informatiebronnen te gebruiken om aanvullende informatie te zoeken (achtergrond schrijver, thema’s, genre, en dergelijke.)
Naast inhoudelijke zaken wordt ook gevraagd naar de samenhang tussen de verschillende werken en de literair-historische context waarbinnen deze zijn ontstaan.